Linke soep run.

Ondanks dat er nog even een klep na gesteld moest worden bij de Shovel van Appy, vertrekken we nog vóór zes uur ( ja, ’s morgens) bij Hazeldonk.
Via onze eerste omweg rijden we een lange file in, we kunnen wel tussen de auto’s door maar echt snel gaat het niet.
Bij de eerste keer tanken komt Robert er achter dat één tankhelft nog vol blijft en probeert de leiding te ontstoppen.
Tijdens het prullen ziet Robert nog kans om van zigeuners nog wat geld terug te krijgen wat z’n maat een aantal weken daarvoor had uitgeleend.

 

Na de file gaan we vlot door Luxemburg en als we net lekker op dreef zijn blijft Richard achter, nét voorbij het tankstation dat we zouden overslaan.
Appy stopt zo snel mogelijk maar Ger en Robert hebben het net te laat inde gaten en stoppen nog verderop.
Na wat telefonisch contact (makkelijk hè) haalt Appy een gaskabel op bij Ger en loopt 3 kilometer terug langs de snelweg.
Op de tolweg kun je namelijk niet zomaar even keren en Richard heeft ook nog eens al onze tickets bij zich.
Na een noodreparatie rijden we tot het volgende tankstation waar we tanken en de gaskabel goed monteren.

De route vanaf de tolweg wordt steeds mooier met als hoogtepunt de laatste 16 kilometer redelijk steil omhoog, over een smalle maar strak geasfalteerde weg, langs rotsen en beboste afgronden naar motorcamping Jurabik in Choux. We hebben dan zo’n 880 kilometer afgelegd.
Daar aangekomen staat een soort van hippie een groot kinderzwembad te vullen, de kinderen echter worden naar binnengestuurd en die hebben we niet meer gezien.
We worden verwelkomd met een bikergroet (what ever that may be) en lekker lauw bier.
Na ons tweede pilsje zetten we de tenten op en gaan wat eten (bij) “Chez VaVa”.
Na enkele pilsjes aan de voorkant, moeten we eten aan de zijkant van het restaurant.
Hier schrokken wij (in ieder geval voor franse begrippen) onze gegratineerde aardappels en draadjesvlees naar binnen en bestellen een tweede portie.
Na het eten gaan we de kroeg in en laat Robert de wasbak zwart achter waarbij de clochard (appy met z’n bloeddoorlopen ogen) waarschijnlijk de schuld krijgt.
Ondertussen rijdt er iemand luid toeterend door het gehucht want Spanje had met voetbal gewonnen.
Terwijl deze man binnen komt laat Appy de meest verschrikkelijke scheet die je je kunt voorstellen. Omdat de sleutels nog in de deur steken, doet Appy deze voor de grap op slot waarbij de klandizie lichtelijk in paniek raakt. De juffrouw achter de tap laat van schrik al het geld liggen en maakt dat ze wegkomt.

 

Lachend lopen we in het pikkedonker terug naar de camping waar we bij een kampvuur nog meer bier drinken en de hippie ons hoofdschuddend achterlaat.
Terwijl Richard en Robert de pallets voor het vuur kapot trappen begint er midden in de nacht een ezel te balken, een vreemde gewaarwording....
De volgende dag eten we ontbijt in de kroeg van de camping, of wat er voor door moet gaan, en zien foto’s van nederlandse clubs die hier al jaren komen. Wijs geworden door de ervaring van vorig jaar heeft Richard wat Fred en Ed hazelnootpasta in een tube meegenomen.
Ook hier weer verwondering; die gekke nederlander doet tandpasta op z’n brood.
Je kunt het trouwens zo gek nog niet bedenken of Richard heeft het bij zich, ’t is net Malle Pietje.
Bij ons vertrek laat de hippie, die toch een Harley Street Bob bezit, zich niet zien.

Na vertrek rijden we een heel mooie route maar moeten vanwege tijdgebrek de route een beetje aanpassen.
We komen uiteindelijk bij de Frejustunnel (heeft niets te maken met het plaatje Frejus aan de kust) en na wat misverstanden begrijpen we eindelijk dat het gezamenlijke tolgeld € 85,-- bedraagt.
De tunnel is dertien kilometer lang en verstikkend warm maar als we eruit komen en even parkeren maken we vrienden voor het leven met twee Italiaanse truckers.
De kleinste van de twee heeft een “Harley” tatoeage in z’n nek en heeft thuis een Sportster Low staan. Hij heeft veel interesse in onze fietsen maar begrijpt er geen barst van.
Z’n maat al helemaal niet, maar we zien dat die kleine wel indruk maakt op die grote.
Ook hier weer een bikergroet bij afscheid en iedereen blij.

Binnendoor richting Briançon rijden we in een mooie omgeving tussen besneeuwde bergtoppen door. (Helaas geen foto’s)
Onderweg komen we een bus tegen, vol met kinderen, van de busmaatschappij “Du Troo”.
In een dorpje drinken we wat op een terrasje langs het water.
Even later rijden we door een geheel verlaten ski-oord wat best vreemd aandoet.
Hierna krijgen we nog wat mooie bochtige wegen met in de verte weer besneeuwde bergtoppen en na het dorp Barcelonnette komen we in de buurt van Werner’s Bikercamp.
Zoals op Werner’s site te lezen was, is het bovenkomen op het grindpad een kwestie van instelling.
Dus Appy en Ger niet te flauw vol gas de helling op maar Robert en Richard hadden het al gezien: dit kan het niet zijn.
Terwijl de voorvorken klapperden van ellende van de gaten, stenen en kuilen dachten ook Ger en Appy er het hunne van en zijn halverwege gestopt.
Onder begeleiding van Robert en Richard zijn ze langzaam terug gereden met het zweet op meer plaatsen dan alleen hun handen.
Hierna viel het uiteindelijke 950 meter lange grindpad naar Werner’s kamp reuze mee.

Werner was net thuis toen wij arriveerden.
Hij heette ons welkom en opende z’n “Kickstart bar”voor ons en gaf ons een lekker koud pilsje.
Hierna maakte hij voor ons een lekkere maaltijd klaar.
Op de tafel stond mayonaise en beschimmelde fles curry klaar, de lepel uit de mayonaise werd na de maaltijd nog even schoon gelikt (scheelt afwas).
Het uitzicht in de bar is formidabel: via wat bh’s kijk je zo naar de tegenoverliggende berg.
Ger had een kettingzaag zien staan en maakte ons wijs dat Werner ’s nachts met een draaiende zaag langs onze tenten zou lopen. Richard vond het maar niks en besloot om maar met z’n mes naast zich te gaan slapen.
Na zo’n 48 pilsjes (Werner dronk niet mee) ging de laatste rond half twee naar bed.
Standaard werden we allemaal rond half zeven wakker en omdat Ger als eerste klaar was met z’n spullen op de motor te tassen kon hij mooi Werner meehelpen met het ontbijt.
Hij koos precies de juiste persoon.....

Na het ontbijt kregen we nog uitleg over z’n zelfgebouwde kachel en z’n Harley uit 1920 en de rest van zijn motoren, z’n leven vóór Frankrijk én zijn eigen HOG logo, wat veel lijkt op dat van die fabrieksclub maar als je goed kijkt een veel betere interpretatie is van wat Hog eigenlijk inhoud.

Vlak na vertrek suist er op zo’n vier meter afstand een adelaar van rechts naar links voor Appy’s motor langs, een mooie ervaring.
Na het tanken wil Ger z’n motor niet meer starten, de accu lijkt helemaal dood.
We besluiten hem aan te duwen.
Na Gap komt de Route Napoleon, weer zo’n mooie stuk Frankrijk met bergen, bochten en strak asfalt als opeens bij een daling van 12% het wegdek voor een deel blijkt weggeschraapt.
Het is even schrikken maar alles gaat goed.
Om wat verloren tijd in te halen nemen we eerst een stuk snelweg.
Bij de tolpoort wordt een caissière zo zenuwachtig van het lawaai van Robert’s fiets, dat ze van de weeromstuit meer geld terug geeft als dat we betaalt hebben.
Het laatste stuk over de N7 is weer wat mooier is om daarna in Nevers bij de MacDonalds eindelijk Richard’s favoriete voedsel te bestellen.

Na de stop wordt de weg steeds smaller en het hoogtepunt is het kasteeldorp Sancerre, vlakbij ons eindpunt van die dag: Het “Linkert- attack” treffen van “Indian France”.
Het treffen ziet er gezellig uit en er staat een bluesrock bandje live te spelen.
Veel oude motoren die de moeite van het bekijken waard zijn. De entree is dan wel € 50,-- maar voor dat geld ben je twee dagen binnen en is het eten verder gratis én je krijgt er een T-shirt bij.
Cas van de SOG uit Zuid- Frankrijk is er en ook nog wat Nederlanders.
Terwijl we nog wat staan te ouwehoeren begint er een dj. te draaien maar de muziek is wat vreemd; vrolijke, franstalige jaren zestig muziek met veel orgel, we snappen er niets van.
Richard probeert de dj. nog te bewegen wat andere muziek te draaien, maar helaas, wat is AC/DC?
Robert wordt nog ten dans gevraagd en Richard, Ger en Appy proberen er zelf nog iets van te maken maar hoe meer de fransen uit hun dak gaan, hoe minder dat de bredanaars het begrijpen.
Eerst haakt Ger af en later ook Appy.
Robert vraagt aan een fransman, wie die grote man met die lange grijze baard is en hij wordt gelijk voorgesteld aan het opperhoofd van de franse indianen.
Deze wil Robert vervolgens voorstellen aan, waarschijnlijk, z’n schoonzoon maar Robert heeft er geen zin in. De toon is gezet….
Nadat Robert naar bed is gegaan gooit Richard er nog eens een schepje bovenop door te beginnen over SantaClaus en daarna aan ’s mans baard te trekken.
Het loopt zo hoog op dat Richard ’s nachts weer met een mes naast zich slaapt.

De volgende dag lijkt het allemaal wel mee te vallen.
We komen erachter dat we Ger z’n motor op het treffenterrein niet aan de praat krijgen, ook niet met startkabels, de motor wordt van het terrein afgeduwd en uiteindelijk start ie weer.
Als de motor twee dorpjes verder weer uitvalt, besluiten we op een terrasje dat we de route ernstig in gaan korten.
Via een mooie route rijden we naar de snelweg richting Parijs.
Omdat snelwegen saai zijn geeft Appy flink wat gas op weg naar de volgende tankstop.
Eenmaal op volle snelheid beginnen de kleppen te zweven en na een doffe klap en een rookpluim is het einde verhaal voor Appy. En zo strandt het gezelschap op tweehonderd vijftig kilometer voor Breda.
Gelukkig kan Toon S. van de Booz’ems Appy komen halen met een busje. (super man, bedankt!!)
De rest besluit ook door te rijden naar huis, ondanks dat het al een uur of acht is.
De accu van Appy wordt in Ger z’n shovel gezet en weg zijn ze…
Ondanks het poortjes dilemma is Toon nog voor elven bij Appy. Ger, Robert en Richard zijn allemaal rond half één ’s nachts thuis, Appy z’n motor wordt om half twee de garage ingereden.

 

Achteraf bleek het bij Appy om één klep te gaan en Ger moest z’n dynamo vervangen.
We hebben veel peukenpauze gehouden en nog meer gelachen. Het gemiddelde van deze reis lag op vijftig kilometer per uur terwijl dit vorig jaar zo’n zeventig was.
Heel de reis hebben we lekker weer gehad, we zijn goed verkleurd maar niet echt verbrand. (behalve Appy z’n onderlip en z’n klep……)